Toxische stoffen gevonden in elektronische sigaretten

Een voorbeeld van een elektronische sigaret. Bij dit type wordt gepoogd een echte sigaret zo getrouw mogelijk na te bootsen.

De Amerikaanse geneesmiddelenregulator FDA heeft carcinogenen (o.a. nitrosamines) en andere toxische stoffen (o.a. diethyleen glycol, wat in antivries zit) teruggevonden in elektronische sigaretten.

Deze zgn. “e-sigaretten” worden door sommige patiënten via het internet besteld. Deze pen- of sigaretvormige toestellen werken op batterijen en verstuiven een warm gas met nicotine, smaakstoffen en andere chemicaliën wanneer de patiënt aan het mondstuk zuigt (bij sommige modellen gaat er zelfs een LED-lampje aan het uiteinde van het pijpje branden, net als bij een echte sigaret). Ze gaan dus nog een stap verder dan de nicotine-inhalators die b.v. in Amerika verkrijgbaar zijn; deze werken als een gewone puffer om nicotine af te geven via het slijmvlies van vnl. de mond, slokdarm en maag (CA Cancer J Clin 2005).

De bedoeling van e-sigaretten is het rookgedrag na te bootsen en nicotine af te geven zonder de toxische stoffen die bij verbranding van tabak vrijkomen. Maar blijkbaar geven ze tóch toxische stoffen vrij. Er zijn ook vulpatronen waar geen nicotine inzit; de FDA heeft nu in deze patronen tóch lage concentraties van nicotine teruggevonden.

Opbouw van een e-sigaret: (A) LED-lampje, (B) batterij, (C) verstuiver, (D) mondstuk met nicotinevoorraad. Fotograaf: Horsten. Licentie: cc-by-sa-3.0.

De elektronische sigaretten worden soms gepromoot als een gezonder alternatief voor gewone sigaretten, of als rookstopmiddel. Nochtans zijn er geen wetenschappelijke studies die het nut van e-sigaretten bij rookstop onderzocht hebben. De Wereldgezondheidsorganisatie gaf in het verleden daarom een negatief advies over het gebruik van e-sigaretten. Er blijft met deze producten een risico van nicotine-verslaving en nicotine-intoxicatie.

In sommige landen zijn de e-sigaretten vrij verkrijgbaar terwijl in andere landen bezit ervan volledig verboden is.

Links

• Persbericht FDA (22 juli, 2009)